Ralph Frins: op zoek naar puzzelstukjes in de Omgevingswet
Zijn periode als rechtenstudent was achteraf gezien de mooiste tijd van zijn leven. Na functies bij Witteveen+Bos en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties keerde Ralph Frins begin vorig jaar terug op het Radboud-nest, als universitair docent Bestuursrecht. Een gesprek over de stikstofcrisis en de naderende Omgevingswet. “Eenvoudiger gaat het niet worden.”
Ralph Frins twijfelde als middelbare scholier tussen bedrijfseconomie en Frans, maar koos uiteindelijk rechten. “Omdat het een brede, maatschappelijk relevante studie is, waarmee je alle kanten op kunt.” De keuze voor Nijmegen was een stuk makkelijker. “Maastricht is dichter bij mijn ouderlijk huis in Landgraaf, maar het probleemgestuurd onderwijs sprak me niet aan. Bovendien was ik eraan toe om uit huis te gaan. Als ik voor Maastricht had gekozen, had ik moeten vechten om op kamers te mogen. Nu was het logisch dat ik op mezelf ging wonen.”
De rechtenstudie beviel zo goed dat Frins na het eerste jaar de opleiding Internationaal en Europees recht erbij nam. Al snel ontwikkelde hij een voorliefde voor bestuursrecht. “Na afloop van het laatste tentamen in het tweede (publiekrechtelijke) jaar legde ik mijn pen neer en wist ik zeker dat ik in deze richting verder wilde.” Hij specialiseerde zich uiteindelijk in het Omgevingsrecht, vooral vanwege de maatschappelijke impact. “Stikstofcrisis, Betuwelijn, de doortrekking van snelwegen, de nevengeul bij Lent, overal speelt omgevingsrecht een rol. Dat vind ik heel interessant.”
Ergerlijke geitenpaadjes
Tijdens een van de laatste gesprekken over zijn scriptie, die ging over de implementatie van de Kaderrichtlijn Water, vroeg hoogleraar Omgevingsrecht Tonny Nijmeijer: wat ga je hierna doen? Frins gaf een standaardantwoord: waarschijnlijk de advocatuur in. “Later dacht ik: ik had het lef moeten hebben om te vragen om een promotieplaats. Want het leek me een uitdaging om volledig in één vakgebied te duiken. Een paar dagen later heb ik het alsnog gevraagd. De financiering bleek lastig, maar dankzij Tonny’s contacten kon ik een duale aanstelling krijgen: drie dagen per week werkte ik aan mijn proefschrift en twee dagen bij de provincie Gelderland aan de Ruimtelijke Verordening Gelderland.”
Zijn proefschrift ging deels over het stikstofdossier. “Uiteindelijk heeft mijn proefschrift bijgedragen aan de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019.” De Raad oordeelde dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) in strijd was met het Europese natuurbeschermingsrecht. Sindsdien zoekt de overheid wegen om activiteiten die extra stikstofuitstoot veroorzaken, zoals de bouw van woningen, toch te laten doorgaan en tegelijkertijd kwetsbare natuur te beschermen. “De Raad nam in die uitspraak verschillende termen en voorbeelden over uit mijn publicaties. Daar ben ik nog steeds trots op.”
Maar tot zijn ergernis is er daarna nauwelijks voortgang geboekt. “We zijn al ruim drie jaar aan het praten. In het coalitieakkoord is begin dit jaar afgesproken dat de stikstofemissie in 2030 moet zijn gehalveerd. Sindsdien zijn er echter maar weinig concrete stappen gezet. Mensen blijven maar discussiëren en geitenpaadjes zoeken om onder de doelstellingen uit te komen. Dat is niet alleen mij, maar ook veel andere omgevingsrechtjuristen een doorn in het oog.”
Op zoek naar puzzelstukjes
Na zijn promotie en functies bij adviesbureau Witteveen+Bos en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, keerde Frins in 2021 terug naar Nijmegen. “Het werk als wetgevingsjurist bij het ministerie inspireerde me niet echt meer. In die tijd gaf ik al regelmatig postacademisch onderwijs en daar kreeg ik zoveel energie van dat ik een dag later nog liep te stuiteren. Ik wist het zeker: publiceren en doceren is wat ik het liefst doe. Dus toen hier een plek als universitair docent vrijkwam, was de keuze snel gemaakt.”
De afgelopen jaren heeft hij zich uitgebreid beziggehouden met de stikstofcrisis. “Maar inmiddels ben ik me breder aan het ontwikkelen. Zo bewerk ik met andere auteurs een handboek Natuurbeschermingsrecht, maak ik deel uit van een interfacultaire gezondheidswerkgroep en heb ik bijgedragen aan een bundel over het oplossen van de woningcrisis. En uiteraard houd ik me bezig met de nieuwigheden die de Omgevingswet meebrengt.”
Die wet staat al jaren in de steigers en wordt – als alles volgens plan verloopt – op 1 januari van kracht. Wat kunnen we ervan verwachten? “Voorstanders zeggen dat de wet alles eenvoudiger maakt, maar dat herken ik niet. Het lijkt overzichtelijker, met één wet, vier AMvB’s en één ministeriële regeling. Maar daarbinnen moet je op zoek naar verschillende puzzelstukjes, die naar mijn mening niet altijd logisch bij elkaar staan. Voor mij als specialist is het al lastig om alles te vinden. Maar als je slechts af en toe een natuurbeschermingszaak doet, wordt het een enorme opgave.”
Frins heeft op het ministerie zelf nog aan de Omgevingswet gewerkt. “Maar toen ik in dienst trad, was de wet in feite al klaar. Ik heb vooral gesleuteld aan de AMvB’s en de Omgevingsregeling. Daardoor heb ik wel een band met de wet, maar voelt die zeker niet als mijn kindje. Dat is anders bij wat inmiddels de Omgevingsverordening Gelderland heet. Ik was daar destijds samen met een collega verantwoordelijk voor en heb er echt een stempel op kunnen drukken. Vooral ‘mijn’ natuurregels zijn nog grotendeels intact, daar ben ik best trots op.”
Praktijk-DNA
Bijna vijftien jaar na zijn afstuderen denkt Frins nog steeds met plezier terug aan zijn studententijd. “Ik ging niet elke week stappen, maar was actief bij verschillende verenigingen en had daardoor toch veel sociale contacten. Tijdens mijn master heb ik bovendien een halfjaar in Straatsburg gestudeerd. Daar leerde ik veel over het Europees recht en kon ik mijn honger naar de Franse taal stillen. Mede daardoor was mijn studententijd de mooiste tijd van mijn leven.”
Hij denkt ook nog regelmatig aan docenten die hem inspireerden, zoals Tijn Kortmann, Anne-Marie Van den Bossche en bovenal Tonny Nijmeijer. “Zijn manier van lesgeven sprak me aan: losjes, regelmatig een grapje en altijd de koppeling met de praktijk. Hij vertelde wat een wettekst op papier betekende, maar zei ook: papier is vouwbaar, dus in werkelijkheid gaat het anders. Waarna hij uitlegde hoe de praktijk met die wettekst omging. Die koppeling is in mijn DNA gaan zitten – mede doordat ik zelf in zowel praktijk als wetenschap heb gewerkt – en probeer ik nu continu te laten terugkomen in mijn eigen onderwijs.”
Verschenen in RadboudRechten, najaar 2022